“Vroeger was alles beter? Nou, veel dingen zijn nú beter!”
Mevrouw Zuidema wilde zelf niet op de foto.
Mevrouw Zuidema is recordhouder. Want ze woont al ruim 95 jaar in een huurhuis van Nijestee. (Of van de voorganger van Nijestee: Woningbouwvereniging Groningen.) Ze is geboren in Begoniastraat 46, na haar trouwen verhuisde ze naar nummer 101 en toen dat afgebroken werd, was er een huis om de hoek beschikbaar: op de Oliemuldersweg. Dat houdt in: bij de eerste verhuizing moest de huisraad 180 meter verplaatst worden, bij de tweede nog eens 60 meter. Binnen die kwart kilometer heeft een heel groot deel van haar lange leven tot nu toe zich afgespeeld.
Mevrouw Zuidema steekt direct van wal: “De Oosterparkwijk heeft een slechte naam gehad, maar heeft dat nu niet meer. Tegen de taxichauffeur zeg ik: ‘Breng me naar de mooiste wijk van Groningen’, en dan weet hij waar dat is. Er waren wel eens schermutselingen toen het stadion nog hier stond, maar sommigen hier vonden dat ook wel leuk; dan gebeurde er eens wat. Het is prachtig hier; veel groen voor de deur, en kijk naar die geweldige schoolgebouwen! Maar ook de huizen zijn mooi. Ik woon hier heel erg graag.”
De eerste verhuizing
In november 1928 zag ze het levenslicht, als vijfde kind van een schilder. Uiteindelijk woonde het gezin met zeven kinderen en hun opa, dus met z’n tienen, op Begoniastraat 46. In een huis met twee kleine slaapkamers en één koudwaterkraan… tijden veranderen! In 1947 trouwde ze, maar na de oorlog waren nieuwe woningen schaars. Je moest letterlijk in de rij staan om kans te maken, en na de zoveelste mislukking had ze er geen zin meer in. Haar moeder wel, dus die kwam op een goede dag in 1949 thuis met de mededeling: ‘Ik heb een huis voor jullie!’ Dolgelukkig en met hun inmiddels geboren dochter verhuisden ze naar nummer 101. Daar werd nog een zoon geboren en daar bleef het bij. “Ja, en nog veel huisdieren, want dat hoort erbij met kinderen. Honden, katten, konijnen…”
Tot 1940 ging mevrouw Zuidema naar de lagere school aan de Dirk Huizingastraat. In de zesde en de zevende klas ging ze naar allerlei andere gebouwen omdat de Duitsers de scholen vorderden. “Op het laatst naar de Noorderbinnensingel; dat was ver lopen! Als kind was ik klein, ik had een bril en kon goed leren. Dus: ik werd gepest. (Andere tijden…?) Ik was blij dat ik op mijn 13e klaar was met school. Natuurlijk had ik kunnen doorleren, maar dat kon in die tijd niet, helemaal niet voor arbeiders. Mijn moeder wilde me wel thuis hebben, om te helpen. Mijn vader bezorgde me een baan als hulp in de huishouding bij zijn baas, wiens vrouw bedlegerig was. Nou, ik heb het huishouden altijd leuk gevonden, dus ik vond het prima.”
Vier akelige dagen
De oorlog was voor mevrouw Zuidema samen te vatten als vier akelige dagen. Ze moest weleens de boer op met lege flessen om melk te halen, en kreeg dan honden op haar afgestuurd die haar het erf afjoegen. Maar echt honger hadden ze niet, met een geit en kippen in de schuur voor melk en eieren. En in de benauwdste tijden een gaarkeuken in de straat, waar je pap of stamppot kon halen. Het werd pas erg toen er vier dagen gevochten werd tijdens de bevrijding. “Er waren grote branden in de binnenstad. De Duitsers zaten op de Petrus Campersingel en de bevrijders bij de Oostersluis; wij ertussen. Kogels en artillerie vlogen over de wijk. Vier mensen uit de straat zijn gedood, ik kende ze allemaal. En ’s nachts kropen we met z’n allen diep onder de dekens. Verschrikkelijk was dat.”
De tweede verhuizing
In 1974 had de woningbouwvereniging besloten dat Begoniastraat 101 afgebroken moest worden. Te oud, niet meer te renoveren. Geen nood: om de hoek was een huis aan de Oliemuldersweg beschikbaar. En daar woont mevrouw Zuidema vanaf dat moment; 50 jaar nu. De laatste 31 jaar alleen, want haar man overleed jong, op 72-jarige leeftijd. “Ik ben nog steeds boos op zijn baas vroeger, de directeur van Woningbouwvereniging Groningen. Hij was schilder, maar werd ziek: staar aan beide ogen. Na operaties kon hij weer aan de slag. Maar de baas zei: ‘afgekeurd is afgekeurd’. Hij kwam er niet meer bij; andere tijden… Dat heeft hem veel verdriet gedaan. Hij knapte weer wat op door vrijwilligerswerk te doen hier in de wijk. Hij was geliefd, daar werd hij gelukkig van.”
Mevrouw Zuidema staat middenin het leven en is zeer zelfstandig. “Ik lees veel; daarmee heb ik me ontwikkeld. Kranten, boeken… je hoeft je niet te vervelen. En verder is tuinieren mijn hobby; ik heb een mooie voor- en achtertuin. Bovendien volksdans ik één keer per week, ik doe iedere ochtend mee met gymnastiek op tv en ik doe mijn hele huishouden nog zelf. Mijn spieren hou ik soepel, dat is belangrijk! Alleen de boodschappen doet mijn zoon. Daardoor kom ik minder bij de winkels; dat is eigenlijk wel jammer. Het Linnaeusplein is nog wel te doen met de rollator.” Op haar 90e kreeg mevrouw Zuidema een TIA; tot die tijd fietste ze nog, had ze een volkstuin en zwom ze wekelijks. Ze heeft fanatiek gerevalideerd, want ze wilde per se naar huis. “Een sterke wil, dat was het waarom ik het redde.” Nu kan ze zich nog goed redden in en om het huis. “De deeltaxi brengt me naar mijn familie in Leek, en als het moet laat ik een traplift installeren, want ik slaap boven.”
‘Wees maar tevreden’
Mevrouw Zuidema mijmert nog even over vroeger en nu: “We speelden in de buurt. Ik weet nog: tegen de schemering kwamen alle kinderen naar buiten en dan hadden we een spel dat we in een lange rij liepen en zongen. Wat het spelelement was, weet ik niet meer, maar het was geweldig. En verder speelden we met kaatsenballen, hoepels, knikkers, springtouwen. En aan de Zaagmuldersweg was een grote speeltuin. Ook waren er allerlei clubjes: knutselen, borduren, ballet, zang. We hadden het prima, hoor. Met weinig waren we tevreden. Ik heb nooit iets op de pof gekocht, nooit schulden gehad. Dan aten we maar wat minder. Dat vind ik wel een goed voorbeeld voor nu: je hoeft niet alles te hebben; wees maar tevreden met minder. Als je je kinderen wilt verwennen, geef ze dan maar liefde; dat is uiteindelijk het allerbelangrijkst.”